dinsdag, mei 20, 2008


14 mei 2008 is het precies 3 jaar geleden dat de eerste teksten op de blog van de Club van Brugge werden geplaatst. De Club ontstond nadat enkele Brugse studenten te Gent zich hadden verenigd om te debatteren en teksten te schrijven over de actualiteit. Na 3 jaar zijn, op één na, alle leden niet langer student, niet langer woonachtig te Gent en zijn allen in andere (ook gelijkaardige) projecten actief. De Club van Brugge heeft aldus in zekere zin haar finaliteit bereikt. Met de tekst "Mei '68" willen de leden een punt zetten achter de Club van Brugge. We willen de bezoekers van onze blog bedanken voor hun interesse en bijdrage in de debatten.

Alle teksten van de Club van Brugge kan je per categorie op deze blog terugvinden.

maandag, mei 12, 2008

Mei '68

Het legendarische mei ’68 vond deze maand precies 40 jaar geleden plaats. Voor sommigen is mei ‘68 het symbool van de breuk met de paternalistische wereld waarin meneer pastoor en meneer doktoor heersten. Voor anderen is het de periode waarbij onterecht komaf werd gemaakt met een reeds enkele eeuwen bestaande samenleving.

Mei ’68 is de verzamelnaam voor de protesten tegen “het systeem”. Tegen de manier waarop instellingen, een elite, de overheid,... bepaalden hoe onze samenleving en de maatschappij georganiseerd werden. Instituten moesten eraan geloven om een einde te kunnen maken aan de beknotting van de mensen. De manier waarop de samenleving reeds sinds mensenheugenis draaiend werd gehouden was verkeerd. Dat anderen het beter wisten en dit ook lieten weten kon niet langer. Niemand had vanaf nu nog het recht om ‘het beter te weten’. Ook wanneer iemand het nu eenmaal beter wist (opleiding en educatie verschaffen mensen nu eenmaal kennis), kon het niet langer dat ze dit zouden delen met de wereld. Alle kennis, alle meningen, iedere visie werd gelijk. Dat mensen gelijkwaardig zijn en zo ook hun meningen, dit wisten velen al langer, de democratie ontstond niet in 1968. Het verschil tussen gelijkwaardigheid en gelijkheid, laat staan juistheid, ging met mei ’68 echter verloren.

In Frankrijk ontstond de opstand van mei ’68 bij de studenten. Haar succes was het moment waarop ze oversloeg op arbeiders die aan het staken gingen. Voor verschillende belangen en verzuchtingen werd de schuld bij eenzelfde boeman gelegd. Een gezamenlijke strijd, uniek vanwege het overstijgende belang, leek geboren.
In ons land is mei ’68 verbonden met de strijd Leuven Vlaams. De strijd voor de taal van het volk, tegen die van de elite.
Enkelingen hadden een volledig nieuwe maatschappij, vaak gebaseerd op aan het communisme grenzende ideeën, voor ogen en wisten die verzuchtingen te koppelen aan reële problemen. De schuld voor alles wat fout liep lag bij het systeem. Om de problemen aan te pakken was volgens de mei ’68-ers nood aan een volledig nieuwe manier van aanpak. De manieren van vader en grootvader waren fout, de ethiek van moeder en grootmoeder waren fout. Een verandering van de wereld leek voor het grijpen.
Maar de arbeiders gingen al snel terug aan het werk, en eens de universiteit gesplitst was bleek al snel dat het om niet meer dan een opwelling ging.
Mei ’68 zou geen revolutie worden. Het werd echter wel een evolutie.

De vurige pleiters van een nieuw systeem gingen al snel zorgeloos in het systeem mee. De studenten die eens de rechters, dokters en professoren hadden verwenst namen met plezier hun plaatsen in. De door hen gehate elite werden ze zelf.
Of toch niet helemaal. Want de houding van mei ’68 bleef wel. Met name het respect voor instellingen, instituten en een elite verdween. Iedereen werd gelijk in zijn of haar keuzes, alles kon en moest kunnen.
Het systeem en de instituten hadden vele fouten, maar ze hadden ook een belangrijke rol.
De Kerk kende ongetwijfeld vele uitwassen en haar vertegenwoordigers hebben onvergefelijke fouten begaan. Toch heeft het als instituut ook heel veel goeds kunnen doen. Een maatschappij waarin zingeving verdwenen is kent, zoals we vandaag merken, heel wat schrijnende excessen.
Ook de rol van een verantwoordelijke elite, die een voorbeeldfunctie inneemt, heeft haar waarde. De nieuwe elite bewonderen we om haar rijkdom, haar wilde en losbandige levensstijl maar lang niet meer om haar degelijkheid en bijdrage om onze samenleving draaiende te houden.
Het is een torenhoog cliché maar het kind lijkt wel degelijk met het badwater weggegooid te zijn.

Men spreekt vaak van het failliet van mei ’68 wanneer men het heeft over het bedrog van haar idealen door de mei ’68-ers. Het eigenlijke failliet vond eigenlijk al een maand na mei plaats. In de bakermat van de revolutie, Parijs en Frankrijk, ging de opstand even snel weer liggen als ze was opgekomen. De arbeiders gingen terug aan het werk, zo goed als alle studenten terug naar de les en de Gaullisten wonnen de verkiezingen en kwamen er zelfs nog sterker uit dan voorheen.
Dat mei ’68 toch voor een breuklijn heeft gezorgd die grote wijzigingen ten gevolge heeft gehad mag echter niet vergeten worden. Gevolgen die misschien wel ernstiger zijn gebleken dan de kortstondigheid van de mislukte revolutie doen vermoeden.
Mei ’68 was een mislukte revolutie maar bleek wel een ingrijpende evolutie met zich meegebracht te hebben.

Pieter M, Alexander L, Benjamin D, Maarten M

vrijdag, januari 25, 2008

Minister van Defensie

Minister van Defensie zijn, het lijkt een vervloekte job. Nadat André Flahaut meer dan 8 jaar de geliefde schietschijf was van oppositieleider Pieter De Crem was het voor de Aalterse burgemeester een waar gloriemoment om zelf zijn opponent te mogen opvolgen. Nog geen twee maanden in functie krijgt De Crem nu ook de wind van voren.
De Crem was er op 10 juni net niet in geslaagd om in het blauwe Oost-Vlaanderen de populairste politicus te worden. Die eer bleef voor minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht. Maar De Crem eindigde op meer dan 80.000 stemmen en draagde zo zijn steentje meer dan bij tot het veroveren van zijn provincie. Intern zag niet iedereen De Crem als een ministerabel persoon, zijn stijl maar vooral ook zijn eerder rechtse positionering stemden niet iedereen gelukkig. Het postje van Kamervoorzitter, een uitbolfunctie waarin je al heel hard je best moet doen om iets verkeerd te doen, werd hem aangeboden. Maar De Crem wist dat hij recht had op een ministerpost en weigerde. In afwachting van de uitkomst van de onderhandelingen werd De Crem alvast voorzitter van de Commissie Binnenlandse Zaken. Dit zou de voormalige oppositieleider de kans geven om de uitvoerder te worden van de 5 minuten politieke moed die nodig waren om Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen. De bom die op ontploffen stond moest om de onderhandelingen niet in gevaar te brengen echter nog wat verder tikken en de voorzitter van de commissie kreeg zelf even de bijnaam Pieter De Rem. Uiteindelijk kwam het toch zo ver. De aanvankelijke euforie over de splitsing verdween al snel toen duidelijk bleek dat het toch nog niet voor morgen was, gezien de nog verder af te leggen parlementaire weg. Na lang wachten vonden de onderhandelingspartners een voorlopige weg uit de impasse en De Crem mocht ook zijn postje kiezen: Defensie.
Het invoeren van de vrijwillige legerdienst was eigenlijk al goedgekeurd en dus geen echt nieuws, het wijzigen van een bestellingcontract voor artillerie is gemakkelijker gezegd dan juridisch gedaan, en het verspreken over de aanwezigheid van kernarsenaal op Kleine Brogel is niet overeenkomstig afspraken binnen de NAVO. Maar een minister mag toch een in de kast vergeten voorstel er terug uithalen. Een minister mag toch beslissen dat hij een andere weg wil volgen dan zijn voorganger en andere aankopen wil doorvoeren. En een publiek geheim halvelings vermelden zal ongetwijfeld geen nucleaire oorlog veroorzaken. Kunnen we De Crem al afschrijven als minister, na nog maar 2 maanden dienst? Neen. Dezelfde mensen die De Crem zijn stijl als oppositieleider niet konden smaken, zowel binnen politieke kringen als binnen de media, kunnen dat nu blijkbaar nog steeds niet. Gevolg: De Crem krijgt de wind van voren. Een storm in een glas water.

Pieter M

woensdag, januari 16, 2008

Peter Leyman

Enkele weken geleden verkondigde Yves Leterme in de Krant van West-Vlaanderen dat Peter Leyman binnenkort terug voor het bedrijfsleven zou kiezen en de politiek zou verlaten. Leyman ontkende meteen maar het signaal van de CD&V-kopman was duidelijk: als het Leyman niet aanstaat om slechts parlementair te zijn moet hij maar opstappen. Nochtans was de Volvo-kopman zowat de grootste vis die CD&V in de aanloop naar 10 juni wist binnen te halen. Een sterke aanwinst voor de partij en een mooi signaal naar de Oost-Vlaamse kiezer die traditioneel blauw kiest. Met de eerder centrum-rechtse De Crem als lijsttrekker en de voormalige nummer 1 van één van Vlaanderen’s meest succesvolle bedrijven op 3 zou CD&V-NVA heel wat van die liberale stemmen kunnen wegkapen.

Leyman werd zogezegd nooit beloften gedaan, maar dat een dergelijk figuur niet zomaar de overstap maakt mag duidelijk zijn. Voor wat hoort nu eenmaal nog steeds wat. Naar salaris alleen al betekende voor Leyman de verandering een grote aanpassing. Maar vooral de cultuurshock bleek te groot. Een politicus streeft ernaar het volk te vertegenwoordigen en moet dan ook op elk moment van de dag bereikbaar en aanspreekbaar zijn voor dat volk. De deur van de politicus is zo goed als steeds open. Dit in contrast tot het kantoor van de grote directeur die voor slechts een uiterst beperkte groep binnen het bedrijf bereikbaar is, en dan nog enkel en alleen na toelating van de directeur zelf. Ook heeft iedere burger het recht om van mening te verschillen met de politicus, maar daarnaast eigent hij of zij zich ook het recht toe dat te pas en te onpas op een al dan niet aanvaardbare manier mee te delen. Tegenspraak van jan met de pet, Peter Leyman herinnerde het zich waarschijnlijk enkel nog uit lang vervlogen tijden. Een bedrijfsleider is de numero uno en zijn wil is wet. Een woord wordt steeds door anderen in daad omgezet, en dat meteen na het uitgesproken te hebben. In politiek heeft een parlementair een engelengeduld en vooral heel veel geluk nodig wil hij een uiterst beperkt onderdeeltje van zijn of haar visie gerealiseerd zien.

Dat het voor een voormalig bedrijfsleider enkel interessant zou zijn politicus te worden indien hij uitvoerende macht zou krijgen was hemzelf waarschijnlijk van bij het begin duidelijk. Beloften zal hij nooit gekregen hebben maar dat hij sowieso geen uitvoerend mandaat zou kunnen krijgen zal de CD&V partijtop hem blijkbaar vergeten te zeggen zijn. Op het moment dat Peter Leyman het afwachten niet langer aankon en hij zijn beklag ging doen bij de partijtop was het antwoord overduidelijk: “Peter verlaat de politiek”. Ondertussen heeft hij een nieuwe werkgever gevonden en mag zijn plaatsje in het parlement weer ingenomen worden door een ander. Collega’s zien die vreemde eend graag vertrekken, de media gaat kritisch in op zijn vertrek. Sommigen vinden dat hij de democratie verziekt, anderen zijn net van mening dat zijn geval aantoont dat onze democratie reeds enstig ziek is.

Het geval Peter Leyman is er één van de beide stellingen. Peter Leyman springt inderdaad onrespectvol om met het mandaat dat de burger hem gegeven heeft. Door zijn korte doortocht in de politiek geeft hij aan dat het voor hem enkel en alleen te doen was om het uitvoerende mandaat, om de macht te hebben om iets te veranderen. Dat streven kan ook nobel geweest zijn, Peter Leyman heeft ongetwijfeld vanuit zijn ervaring uitstekende ideëen en potentiële input om onze economie te helpen kennismaken met de 21e eeuw. Maar wie zich verkiesbaar stelt doet dat voor een zitje in het parlement, niet voor een ministerpost. Verkozen zijn op zich zou de beloning moeten zijn en het stratschot om aan het werk te gaan. Nu het parlement eindelijk terug kan beginnen werken kreeg hij hiertoe de kans, maar parlementair werk was nu eenmaal niet wat hij wou doen. Dat dat werk traag gaat had hij met een beetje voorbereidend werk ook wel kunnen weten. Achteraf teleurstelling uitspreken over die gang van zaken mag niet als excuus gelden.
Maar evenzeer ligt de schuld bij de politiek. De eeuwige zoektocht naar stemmen, stemmen, stemmen heeft al zovelen op lijsten gebracht die achteraf verzaakten aan hun mandaat om een andere zetel of postje in te nemen. Na de golf van de Bekende Vlamingen, die geen enkele ervaring of inhoud met zich meebrachten, hebben we nu af te rekenen met de verbreding uit bedrijfs- en academische wereld. Die mensen zijn ongetwijfeld, al dan niet expliciet, iets voorgelogen over hun potentiële bijdrage in “de politiek”. Het zou een nobel doel geweest zijn indien de Peter’s en Christine’s effectief om hun kennis en ervaring aangetrokken werden, vandaag leren we echter dat het ook alleen maar om de stemmen te doen was.

Yves Desmet vreest dat de zaak Leyman de illussie zal doorprikken voor de weinigen die nog steeds een intrede in de politiek zouden overwegen. Terecht. Zij die ervaring en kennis hebben over een relevant thema, dossier of maatschappelijk veld, zij die de ambitie hebben om zaken te veranderen, zij die geloven dat hun inbreng en harde werk een positieve verandering kan betekenen voor onze maatschappij en gemeenschap, dat zijn de mensen die we nodig hebben in onze politiek. Het geval Leyman leert ons dat ze enkel een kans zullen krijgen wanneer ze stemmen kunnen opleveren. Meebeslissen is enkel weggelegd voor de uiterst kleine partijtop. Het klimaat van de huidige politiek is dus inderdaad verziekt. Opgeven zal daar echter niets aan veranderen. Zij die het dan ook graag genoeg willen, zij die geloven dat hun bijdrage wel degelijk iets kan betekenen, zij zullen wel doorzetten en van hen horen we dan ook nog, vroeg of laat.

Benjamin D

woensdag, december 12, 2007

CD&V standenpartij?

In een interview in het weekblad Knack stelde CM-voorzitter Marc Justaert dat CD&V beter af was als standenpartij. Eens was het zo dat de standen binnen CD&V, boeren, zelfstandigen en werknemers, de koers van de partij volledig bepaalden. Vandaag staat hun aanwezigheid en rol binnen de partij niet langer in de statuten en is hun invloed beperkter. Toch is ze niet helemaal verdwenen. Afhankelijk van de provincie, stad of gemeente hebben alle of sommige van die drie standen nog steeds heel wat in de pap te brokken.
Na de nederlaag in 1999 zocht de oude CVP een periode van herbronning op. De partij besliste dat de standen een minder prominente rol zouden krijgen. De uitkomst van die beslissing lag evenzeer bij het feit dat die standen zelf schoorvoetend andere invloedswegen zochten nu de macht elders lag. Denk maar aan de flirt tussen ACW en het toenmalige Agalev, alsook het interne debat binnen ACW of hun politiek-actieve leden exclusief bij CD&V mochten, of er ook andere partijen mogelijk waren. Helemaal wegnemen van de standen binnen CD&V zou overigens nooit kunnen aangezien heel wat leden nu eenmaal ook lid zijn van een stand. Bij CVP was het echter de stand die vaak op de eerste plaats kwam, bij CD&V zou dat de partij eerst worden, dan pas de stand.
Nu er terug uitzicht op de federale macht is voor de Christendemocraten merken sommige van die oude spelers uit de standenstructuur dat hun invloed heel wat minder is geworden. Marc Justaert legt de schuld blijkbaar bij de partij CD&V die minder naar haar middenveld luistert. Maar is dat wel een juiste conclusie? De reden dat een partij als CD&V dergelijke middenveldorganisaties niet meer probeert op te vrijen ligt misschien wel daar dat zij, veel minder dan vroeger, nog spreken voor hun achterban. Vroeger wist een stand sterk te mobiliseren en het stemgedrag van hun achterban te bepalen. Hun standpunten werden gedragen door die achterban en de partij die er rekening mee hield kon die stemmen dan ook binnenhalen. Vandaag bepalen die standen niet langer voor welke partij hun leden stemmen. Partijen als CD&V moeten hun stemmen op andere manieren zien te winnen dan louter via overeenkomsten en goede relaties met de standen. Mensen als Justaert, de organisatie die hij vertegenwoordigd en gelijkaardige organisaties moeten de hand in eigen boezem durven steken. Hun standpunten en visie weten ze niet langer bij hun eigen achterban en leden op een dergelijke manier te verkopen dat die ook zouden stemmen op de partij die dit meeneemt. Voor politieke partijen speelt de uiteindelijke stem van de mensen nog steeds het meest, dat bepaalt dan ook hun programma. Dat CM en consoorten beter af waren toen CD&V nog standenpartij was zal wel zo zijn, of CD&V dat ook was...

Alexander L & Benjamin D

zondag, december 02, 2007

Instellingen en democratie

Vandaag kunnen de Russen hun vertegenwoordigers in de Doema, het Russische parlement verkiezen. De partij van president Vladimir Poetin is de gedoodverfde overwinnaar. Niemand minder dan president Poetin zelf is de lijsttrekker van zijn partij Verenigd Rusland. Aan zijn laatste termijn als president komt binnenkort een einde. Toen Poetin vorig jaar liet weten dat hij niet van plan is de grondwet te wijzigen om een bijkomend termijn mogelijk te maken leek dat een positief signaal voor het respect voor de Russische instellingen te zijn. Dat Poetin zijn macht niet zou opgeven was echter eveneens duidelijk. Zijn politieke toekomst wil hij nu blijkbaar verder zetten als premier. Dat de premier in Rusland minder macht heeft dan de president mag geen probleem zijn, plannen om de rollen wat om te draaien en bepaalde bevoegdheden te verschuiven zouden al klaar liggen. Een loopje met de democratie nemen ze in Rusland al langer, bij de verkiezingen van 2 december waren de onregelmatigheden niet te tellen, nu worden ook de instellingen met de voeten getreden. Het dictatoriale Rusland zal aldus definitief een feit zijn.

In Venezuela konden de burgers vandaag ook gaan stemmen. President Chavez, de nieuwe clown van het mondiaal socialisme, vraagt in een referendum onder andere om zonder limiet herkiesbaar te zijn als president. De man schopt alles en iedereen tegen de schenen en kan zich door de grote olievoorraden van zijn land te veel permitteren. Door de grondwet aan te passen naar zijn eigen wensen zal hij Venezuela kunnen leiden naar eigen goeddunken met onbegrensde macht.

De instellingen en instituties van een land, de grondwet en de scheiding der machten zijn essentiële elementen voor een democratische staat. Een degelijk uitgetekende democratie beschermt zichzelf op die manier tegen de omverwerping van haar eigen systeem. Wantoestanden zijn mogelijk, de burger kan de verkeerde mensen een absolute meerderheid leveren, verkiezingen kunnen vervalst worden of onregelmatig verlopen,… toch kunnen dammen ingebouwd worden. Bijvoorbeeld een termijn op het aantal keer dat iemand president kan worden zorgt ervoor dat in een land waarin verkiezingen met de voeten getreden worden er toch geen alleenheersers bestendigd kunnen worden. Wanneer de burger zijn democratische mogelijkheden verloren heeft is het terrein geëffend voor de leiders om alle macht definitief naar zich toe te trekken. We moeten als internationale gemeenschap veel strenger optreden tegen zelfs de kleinste inbreuken tegen de democratische rechten van de bevolking van een land. Vrije pers, vrijheid van vereniging, vrijheid van mening en het recht om zich vrijelijk verkiesbaar te stellen en te kiezen voor wie hen zal vertegenwoordigen. Deze essentiële vrijheden één voor één wegnemen leidt tot de situatie die we vandaag zien in landen als Rusland en Venezuela. We kunnen het ons niet permitteren om de democratieën van de wereld in aantal nog verder te zien minderen.

Pieter M

woensdag, oktober 10, 2007

Mentor



Volgens Plato is kennis de deelverzameling van waarheden en geloof. Kennis is een verzameling van datgene wat we met een redelijke mate van zekerheid waar of nuttig achten. Kennis is echter veel meer dan datgene wat in boeken, artikels en op websites staat. Ervaring is een vorm van kennis die elke mens opbouwt gedurende zijn leven. Met elke mens die sterft, gaat een gans universum aan bruikbare kennis verloren.

“Zelf schepte hij er groot genoegen in om zijn ervaring te kunnen overdragen aan een volgende generatie. Spaak was uiteindelijk meer een mentor dan een baas. Een baas zegt wat je moet doen. Een mentor helpt je om in een bepaalde richting te ontwikkelen.” Deze uitspraak is van Etienne Davignon over zijn tijd op het kabinet van Paul-Henri Spaak. Net zoals honderden voorbeelden uit de geschiedenis kon Etienne Davignon zijn leerproces uitbouwen met de hulp en ondersteuning van een mentor. Aristoteles was leerling van Plato, zelf was hij de leermeester van Alexander de Grote, Thomas Hobbes was korte tijd de secretaris van Francis Bacon,... Zo kon de kennis van deze mensen ook verder leven en kon voortgebouwd worden op hun visie en ontdekkingen. Vandaag spreken sommigen nog over die en die grote naam die ze als mentor claimen, maar de ware betekenis van een mentor is jammer genoeg zo goed als verloren gegaan.

Rentmeesterschap is een waardevolle ideologische tak aan de Christendemocratische boom die helaas slechts weinig van haar bladeren heeft kunnen behouden. Niet enkel ons leefmilieu, de door ons opgebouwde welvaart maar ook onze kennis dienen we over te dragen. Dit kan in boeken maar deze zullen nooit al onze kennis en ervaring kunnen omvatten. Daarom hebben we nood aan een hernieuwd pleidooi voor de mentorgedachte. Een mentor is iemand die een persoon helpt een weg te vinden in datgene waar die persoon mee bezig is in zijn dagelijks leven. Niet enkel de toppolitici, zoals Spaak en Davignon, niet enkel de filosoof als Plato en Aristoteles, maar ook de bakker en slager, de ondernemer, de leerkracht, de opvoedster en de landbouwer, allen beschikken ze over een belangrijke ervaring en kennis die ze aan een volgende generatie kunnen overleveren.

In onze individualistische samenleving hebben we veel respect voor de zogenaamde self made mensen. Zij die het zonder enige steun of hulp van anderen op basis van hun eigen talenten hebben waargemaakt. Hun eigen weg zochten zonder gebruik te maken van de routekaarten die ze aangereikt konden krijgen van voorgangers. Hoewel iedereen respect verdient die het vanuit een weinig evidente positie weet waar te maken, is het geen schande wanneer je hulp krijgt van anderen. Integendeel. Het is verspilling wanneer mensen hun kennis niet delen, egoïsme wanneer mensen hun ervaring voor zich houden en het is een verkeerde visie wanneer jongeren denken geen advies van meer ervaren mensen nodig te hebben.

Met de mei ’68 periode ontstond de gedachte dat de oudere generatie er één was om genadeloos van de troon te stoten, ze hadden er toch maar een boeltje van gemaakt. Ook de tradities en wijsheden waar de oude generatie aan vasthield werden gezien als gebaseerd op naïeve visies en geloof. Weg ermee! was het adagium. Op basis van rede en inzicht zou een veel betere samenleving opgebouwd kunnen worden. Een visie waarvan we ondertussen weten dat ze verkeerd is. Het kind werd met het badwater weggegooid. Het warm water bestaat reeds een hele tijd, er is dan ook geen nood aan het heruitvinden ervan. De kennis van de generaties voor ’68, de kennis van elke generatie, bedraagt heel wat meerwaarde om op verder te bouwen. De menselijke beschaving bestaat net dankzij de mogelijkheid om kennis van generatie op generatie over te dragen. De gedachte als zou de kennis van hun voorgangers nutteloos zijn, in combinatie met de vrees zelf van de tronen verstoten te worden die ze eens ingenomen hebben, heeft een ganse generatie het ideaal van het mentorschap doen vergeten. Kennis werd gezien als persoonlijke macht, ervaring als een in geld om te zetten goed.

Wanneer we alles wat we aan intellectuele schatten opgebouwd hebben voor onszelf willen houden verwaarlozen we onze meest waardevolle erfenis. Niemand wenst zijn geld en bezittingen mee te nemen in zijn graf, toch is dat wat we vandaag al te vaak zien gebeuren betreffende kennis en ervaring. Jonge mensen moeten openstaan voor de meerwaarde van de kennis en ervaring van ouderen. Maar veeleer dan de jongeren met de vinger te wijzen dienen we de huidige oudere generatie op haar verantwoordelijkheden te wijzen. De eerste stap ligt bij de generatie die met haar ervaring heel wat te bieden heeft. De gedachte van het mentorschap herintroduceren in onze samenleving zal een meerwaarde beteken voor de toekomst van onze samenleving, en brengt ons terug in contact met een visie die eeuwenlang ervoor zorgde dat men zijn verantwoordelijkheid opnam ten opzichte van de gemeenschap en de mensheid.

Pieter M