zaterdag, augustus 19, 2006

Het Midden-Oosten
















Maandag 14 augustus 2006 kwam een einde aan de oorlog tussen Israël en Hezbollah. Een oorlog die een goede maand eerder begon toen Hezbollah een aanval uitvoerde aan de grens tussen Libanon en Israël, waarbij 8 Israëlische soldaten gedood werden en 2 ontvoerd.
De aanzet tot de oorlog mocht dan wel de twee ontvoerde soldaten zijn, de eigenlijke inzet is de macht en invloed in het Midden-Oosten.
De dag na het ingaan van de VN resolutie die een einde maakte aan de oorlog waren het dan ook de Verenigde Staten en Iran die beide de overwinning opeisten voor respectievelijk Israël en Hezbollah.

Nog voor de aanval van Hezbollah aan de noordelijke grens van Israël waren het de strubbelingen aan haar zuidelijke grens die enkele weken de prelude tot een nieuwe oorlog tussen Israël en de Palestijnen leek te voorspellen. Nadat een Israëlisch soldaat ontvoerd was aan een grenspost reageerde de Israëlische president Olmert met harde hand. Bulldozers en raketten legden de elektriciteitscentrale te Palestina plat en zorgden ervoor dat grote delen van Palestina het zonder elektriciteit moesten doen.
Burgerslachtoffers choqueerden de wereld. Maar Israël zou doorgaan tot de soldaat terug veilig terug thuis was, Olmert had er een symbool van gemaakt.
Dat Israël de mogelijkheden had mag duidelijk zijn, de militaire slagkracht van Israël is in het Midden-Oosten en zeker bij de Palestijnen goed bekend.
Terwijl de verwoestingen verder gingen konden de Palestijnen dan ook geen krachtig militair antwoord bieden.
Maar na enkele weken veranderde de situatie ineens. Israël kreeg er een nieuw front bij.
Een gelijkaardige aanzet (ontvoering van twee soldaten) maar een geheel andere situatie.
Het antwoord op de bommen die vanuit Zuid-Libanon tot diep in het Israëlische land slachtoffers maakten was een platbombarderen van zowel militaire als burgerlijke doelwitten. Een grondoffensief volgde maar toch slaagde Hezbollah erin stand te houden gedurende de een goede maand durende oorlog.
Ondertussen was de druk op de veel minder weerbare Palestijnen aan de zuidelijke grens van Israël geminimaliseerd.
Hoe kon het dat Hezbollah niet ten onder ging ten opzichte van het machtigste leger van het Midden-Oosten? Het antwoord op die vraag is Iran.

Het Midden-Oosten is al decennia een internationaal kruidvat dat op regelmatige tijdstippen tot ontploffen komt. Vooral de Israëlisch-Palestijnse kwestie speelt daar een grote rol in. Israël vindt zich omringd door meerdere Arabische landen wiens retoriek variëren van weinig gunstig gezind maar niet agressief tot om hun vernietiging pleitend.
De Arabische wereld zelf is verdeeld tussen verschillende bevolkingsgroepen (Soenieten, Shiiten,…), zowel tussen verschillende naties als intern binnen bepaalde landen. Hoewel de meeste Arabische landen extern aan hetzelfde zeil trekken zijn de verschillen zeker aanwezig. Saudi-Arabië, Egypte en Jordanië spraken bij de aanvang van de oorlog hun afkeuren nog uit over de bomaanvallen van Hezbollah. Naarmate de oorlog vorderde ging hun pleitten wel veeleer tegen Israël en diens aanslagen, doch was de hoop bij deze landen zeker aanwezig dat Israël komaf zou maken met de door Iran gesteunde Shiitische Hezbollah.
Iran is dan ook de nieuwe veel te snel en agressief opkomende machtsfactor in het Midden-Oosten.
Sinds het militaire ingrijpen van de Verenigde Staten in Irak is die situatie er veel ingewikkelder op geworden.
De oorspronkelijke bedoeling van de VS was om aan de hand van een onder hun controle bestuurd democratische centraal gelegen staat hun machtspositie in het Midden-Oosten ter plaatse te manifesteren. Aldus hun machtspositie in deze essentiële olieregio versterkend ten opzichte van hun vijanden (Iran) en gelegenheidpartners (Saudi-Arabië).
Het feit dat de vele bevolkingsgroepen van Irak na het wegvallen van de dictator nu zelf voor de macht strijden heeft van deze bedoelde lichthaven een tikkende tijdsbom gemaakt.
Het wegvallen van een binnen de regio gevreesde Irak onder Saddam liet daarnaast de mogelijkheid ontstaan voor Iran om een nieuwe rol in de regio op zich te gaan nemen.

De dag na het einde van de oorlog werd de overwinning van Hezbollah in de straten van Teheran gevierd en was het bus en tramverkeer voor 1 dag gratis.
De overwinning van Hezbollah was er dan ook een van Iran.
De gedwongen terugtrekking van het Syrische leger uit Libanon enkele jaren terug had als gevolg dat Hezbollah meer vrijheid kreeg om haar eigen militaristische capaciteiten ten gaan ontwikkelen. Een inschattingsfout van Israël dat op die manier de dreiging van de Syrische troepen in haar buurland wou wegnemen. Het Syrische leger is sinds de stopzetting van grote leveringen van modern materiaal door Rusland echter niet slagkrachtig genoeg meer om zonder partner aan te vallen. Zonder Egypte is Syrië aldus een weinig gevaarlijke dreiging.
De interne Libanese regering was na het vertrek van Syrië nooit krachtig genoeg om de macht echt naar zich toe te trekken. Een Shiitische groepering met heel wat vrijheid tegen de grens van Israël was aldus een zeer aantrekkelijke partner voor Iran. Israël schat dat Iran Hezbollah jaarlijks ongeveer met 100 miljoen dollar ondersteunt.
Deze ondersteuning creëerde een hoogst gesofisticeerd leger (middellangeafstandsraketten, hoogstaande communicatieapparatuur, gelijkaardige bewapening als dat van het Israëlische leger) dat in combinatie met de Jihad retoriek van strijden tot de dood meer dan een maand lang stand hield tegen het Israëlische leger. Guerrillastrijd is voor een natieleger veel moeilijker, zo leerden de Amerikanen al in Vietnam en nu in Irak, dan strijden tegen een ander land.
Hezbollah heeft op die manier getoond dat het wel degelijk mogelijk is weerstand te bieden tegen het Israëlische leger en die overwinning schrijft Iran maar al te graag op haar conto.
Wat Hezbollah betreft zal het nu de gewonnen macht verder willen verzilveren binnen Libanon. Nasrallah, de leider van Hezbollah, liet al tijdens de oorlog weten dat een overwinning van Hezbollah niet enkel een overwinning van de Shiiten zou zijn, maar van gans Libanon. Dat hij na een bombardement op Sunnitische en christelijke gedeelten van Beirut dreigde zeer hard terug te slaan op Tel Aviv toont dat de propaganda machine naar een grotere vertegenwoordiging in het Libanese parlement op gang is gekomen. In tegenstelling tot Hamas in Palestina is Hezbollah al sinds 1992 vertegenwoordigd in het Libanese parlement.
Wat Iran betreft heeft het haar invloed binnen het Midden-Oosten dankzij deze ‘overwinning’ sterk kunnen doen stijgen. Ook intern overigens staat de positie van president Ahmadinejad en Ayatollah Ali Kamenei (de echte macht in Iran) steviger dan ooit.
Iran, reeds lang en tot op de dag van vandaag gedemoniseerd door de VS en een groot deel van de wereld, speelt vandaag terug een hoofdrol op het internationale toneel. Iets waar de Iraanse bevolking niet ongevoelig voor is. Ahmadinejad slaagt er wonderbaarlijk in het atoomprogramma van zijn land aan zijn bevolking te verkopen als een noodzakelijke stap richting modernisering. Het pad naar de modernisering is in Iran dan ook duidelijk ingeslagen, getuige de grote bouwprojecten die bepaalde delen van Teheran vandaag al het uitzicht van een Dubai bezorgen.
De oliedollars die vandaag rijkelijker dan ooit binnenstromen komen het regime hierbij goed van pas.
Ook hierbij speelt instabiliteit, zoals Hezbollah die de afgelopen maanden creëerde, in de kaart van Iran. De Iraanse overheid die voor 80% van haar inkomsten afhankelijk is van olie kan de stijgende olieprijzen enkel toejuichen. Met het gewonnen geld koopt ze de bevolking dan ook af aan de hand van hulp, goedkope leningen en een economisch programma.
Ook betreffende het feit dat de Iran een van de jeugdigste bevolkingen ter wereld kent (volgens velen de garantie dat een extreem-islamitische regering er geen stand zou kunnen houden) speelt de regering mooi in. De jonge mensen willen leven in een moderne wereld en krijgen dan ook ogenschijnlijk meer persoonlijke vrijheden. Nieuwe richtlijnen van de Revolutionaire Garde verbieden de politie al te veel te interveniëren binnen de persoonlijke levensfeer en laten bijvoorbeeld de razzia’s op illegale cd’s en dergelijke achterwege. Voor de Iraanse jongeren is het niet langer een stiekem gedoe om Coca-Cola te drinken en naar Madonna te luisteren.
Dat deze tendensen in contrast staan met de islamitische retoriek die de mensen op tv te horen krijgen doet het ontstaan van een zekere hypocrisie vermoeden bij de geestelijke leiders van Iran. Zowel intern als extern draait het klaarblijkelijk primair om de macht te behouden en uit te bouwen.

Het huidige pad dat Iran bewandeld is er een waarbij ze voor haar interne stabiliteit, haar inkomsten en voor haar streven naar externe invloed rekent op een verdere instabiliteit in de regio. De rol die ze speelt is dan ook zeer destructief. Zowel voor de situatie in het Midden-Oosten als de geopolitieke.
De eerstvolgende horde binnen het Iran verhaal zal haar nucleaire programma worden.
De kans dat Iran uiteindelijk toegevingen zal doen betreffende het verrijken van uranium is reëel. De recente ‘overwinning’ van Hezbollah heeft Iran’s aanzien genoeg gesterkt en aanvaarden van de beperkingen kan het land een rustpauze opleveren ten opzichte van de internationale druk.
Maar daarmee zal de kous nog lang niet af zijn betreffende de strijd voor de macht in het Midden-Oosten.
Dat het atoomprogramma, de harde retoriek tegen de staat Israël, het ondersteunen van terroristische bewegingen als Hezbollah,… een tactiek is om de macht intern te behouden en de oliedollars rijkelijker te doen binnenstromen is duidelijk. Blijft het echter daarbij voor Iran, of maken haar visies van de vernietiging van de staat Israël wel degelijk deel uit van de toekomstplannen.
Indien ook op middellange termijn vrede in het Midden-Oosten en een stabiele mondiale situatie niet tot de intenties behoren van dit regime, zou het wel eens onmogelijk kunnen worden om met Iran nog tot diplomatieke oplossingen te kunnen komen.
Laat ons echter hopen dat het niet zo ver zal komen, de gevolgen zouden wel eens niet te overzien kunnen zijn.

Pieter M

Ecologisch conservatisme














De Republikeinse gouverneur van Californië en voormalig “Terminator” Arnold Schwarzenegger verraste enkele weken terug de wereld door samen met Brits premier Tony Blair het idee van een transatlantische carbonemissie markt te promoten. De nieuwe groene Schwarzenegger wil daarnaast de broeikasgassenuitstoot van zijn staat tegen 2050 terugdringen tot 80% van het niveau van 1990.
Een Republikein die zijn liefde voor de natuur ook effectief wil gaan hardmaken in beleid, het feit dat er binnenkort opnieuw verkiezingen voor de gouverneurzetel komen zullen zeker meespelen.
Toch is er meer aan de hand.
De nieuwe leider van de Britse conservatieve partij David Cameron bezocht onlangs de Noordpool om de effecten van “Global Warming” onder de aandacht te brengen. Onder het motto “Vote Bleu, Go Green” wil Cameron milieuvriendelijkheid en conservatisme verenigen. Hij neemt zelf de eerste stap en is volop bezig zijn huis van windturbines en zonnepanelen te voorzien en fietst iedere dag naar zijn werk. Weliswaar gevolgd door zijn chauffeur (met zijn dossiers en een vers pak) maar dan wel in een milieuvriendelijke hybride wagen.

Binnen de Angel-Saksische wereld omarmen conservatieve politici het groene gedachtengoed. Toch ligt niet zozeer de drang naar geitenwollen sokken hierbij aan de basis.
Milieuvriendelijk omgaan met onze omgeving en de natuur leek lange tijd niet te verenigen met een goeddraaiende economie. Maar de stap naar een economie die rekening houdt met moeder natuur komt in de Angel-Saksische wereld niet zozeer vanuit de politiek maar vanuit de bedrijven zelf.
Het rekening houden met de natuur is een van de redenen daarbij, maar vooral het streven naar winst is de hoofdreden.
Grote bedrijven kiezen voor een groene aanpak zowel om geld te besparen als om naar de klanten en investeerders een milieuvriendelijk imago te kunnen aannemen.
De Amerikaanse supermarktengigant Wal-Mart stelt dat kleine inspanningen bij hen grote gevolgen kunnen hebben voor een beter milieu. Zo beweert Wal-Mart dat het, door slechts vier producten in te pakken in een inpakfolie op basis van maïsolie in plaats van petroleum maar liefst 800,000 gallons gasoline kan besparen.
De verpakking van slechts één lijn van kinderspeelgoed precies even klein maken als de grootte van het stuk spelgoed zelf zou door de kleinere benodigde ruimte een besparing betekenen van 3,5 miljoen dollar aan vervoerskosten en in verpakkingkarton zo’n 5000 bomen.
Allemaal kleine aanpassingen die een mindere belasting voor het milieu veroorzaken, maar vooral ook een economische kostenbesparing voor Wal-Mart betekenen.
Het streven naar een efficiëntere manier van werken die kosten kon besparen heeft Wal-Mart bij een aanpak gebracht die gunstig is voor moeder natuur.
’s Werelds derde grootste retailer Tesco (ver)bouwt volgend jaar 80 nieuwe zogenaamde eco-winkels in Groot-Brittannië. Elektriciteit komt er van windturbines op het dak en het verbranden van voedingswaren waarvan de verscheidsdatum verstreken zijn. Het regenwater wordt er opgevangen om voor het doorspoelen van de toiletten te dienen.
Onder andere op deze manier wil Tesco haar energieverbruik tegen 2010 verminderen met 50% ten opzichte van het niveau van 2000.
Een grote besparing op de energiefactuur, die in tijden van stijgende olieprijzen alsmaar duurder aan het worden is.
Het ecologisch conservatisme is in de VS vanuit economisch standpunt dan ook voornamelijk gebaseerd op de Amerikaanse afhankelijkheid van olie uit de Arabische landen en het zoeken naar een oplossing voor dit probleem.
Naast economische redenen betreffende brandstofafhankelijkheid ten opzichte van de Arabische wereld speelt nog een tweede geopolitieke trend mee in het streven naar een ecologisch verantwoorde economie: de opkomst van Azië. De Verenigde Staten behoren momenteel tot de top van de vervuilende naties, maar in snel tempo kunnen we India en China op de rangslijsten van broeikasgassenuitstotende landen zien stijgen. De opkomende Aziatische economieën leggen druk op de mondiale economie doordat ze veel goedkopere producten afleveren, maar tevens en ook hierdoor op het mondiale milieu doordat ze weinig tot geen rekening houden met de natuur. Een Aziatische economie die wel rekening zou houden met de haar omringende en het mondiale milieu zou een voor het westen stabielere economische situatie ten gevolge hebben.
Gezien een groot deel van de in Azië geproduceerde producten bestemd zijn voor de westerse consumenten, en een groot deel van de investeringen aldaar westers zijn, kan de westerse consument en investeerder een invloed spelen op de Aziatische productieprocessen en haar milieuvriendelijkheid.
Investeerders zien besparingen zoals bij Wal-Mart en Tesco namelijk zeer graag gebeuren. Een milieubewust management wordt vandaag steeds vaker als een barometer voor het lange termijn succes van een bedrijf gezien. Een groene aanpak garandeert namelijk besparingen en een lager energieverbruik.
Maar het is daarnaast ook een mogelijkheid voor het opbouwen van een hoger consumentenvertrouwen.
De steeds meer milieubewuste consument voelt ook de extreem warme zomers, het wisselende klimaat en ziet ook de natuurrampen als orkaan Katrina en de Tsunami. De consument stelt zich vaker vragen over onze opwarmende aarde en wil zijn beperkte steentje kunnen bijdragen zonder echter af te moeten zien van het overgrote deel van hun gewone aankopen.
Bedrijven die kunnen inspelen op deze trend bouwen een stevigere relatie op met hun klanten, en kunnen dus hogere winsten opbouwen.
Een ecologisch verantwoord ondernemen als opperste vorm van economisch besparen, efficiëntie en een garantie op sterkere klantenbinding. Een leefbaar milieu hand in hand met een leefbare economie.

Waar de economie gaat, volgen de politici. En dit geldt in de Angel-Saksische wereld zeker voor de conservatieve strekkingen.
Hoewel vandaag vooral senator John McCain en nu ook Schwarzenegger het gezicht van de Republikeinse groene jongens vormen, valt ook president George W. Bush in zekere zin onder die noemer.
Zijn buitenverblijf in Texas heeft een dak vol zonnepanelen, het regenwater wordt er hergebruikt en zijn verwarming en airconditioning komen voort uit een milieuvriendelijk ondergronds geothermisch systeem.
Hoewel zijn beleid op vele gebieden niet als groen omschreven kan worden (Bush is tegen het Kyoto-verdrag vanuit de overtuiging dat geen verdragen maar nieuwe technologieën het probleem dienen op te lossen) draagt de man alvast persoonlijk wel zijn steentje bij. Bush is vanuit religieuze overtuiging overigens een “conservationist”.
Ecologisch conservatisme is, naast op economische gronden, voor velen dan ook op religieuze gronden gebaseerd.
Het rentmeesterschap dat we in de Christendemocratie terugvinden is in deze tijden van onze achteruitgaande natuur steeds meer aan belang aan het winnen.
Onze verbondenheid met ons natuurlijke milieu om ons heen is enkele generaties verwaterd en aldus is de natuur ten koste van de economie naar de achtergrond verdrongen. Nu we ze steeds verder zien aftakelen groeit, zoals steeds als het 5 voor 12 is, het besef dat het zo niet verder kan.
Een reflex die niet enkel bij godsdienstige mensen ontstaat.
Mensen willen hetzelfde wat ze zelf gekregen hebben van de generatie voor zich kunnen overdragen aan hun kinderen.
In deze is ecologisch conservatisme een antwoord op onze opwarmende aarde die aantoont dat een hart voor moeder natuur zeker kan samengaan met een bloeiende economie.
Onze wereld zal beide nodig hebben, willen we de volgende generatie hetzelfde kunnen bieden als wat de vorige ons gegeven heeft.

Pieter M