dinsdag, november 28, 2006

Immigratie



Volgens de Amerikaanse grondlegger van de wereld-systeem analyse, Wallerstein, gaat het kapitalisme haar einde tegemoet vanwege het steeds schaarser worden van goedkope arbeidskrachten. De denkpatronen en historisch onderbouwde feiten die Wallerstein reeds enkele decennia geleden tot deze conclusie deden komen zijn zeer plausibel. Het zestiende eeuwse Europa waar het kapitalisme het levenslicht zag heeft sindsdien steeds een expansief karakter gekend die haar voedde en in leven hield. Rechtstreeks- (Groot-Brittannië,… tijdens de 19e eeuw) of onrechtstreeks- kolonialisme (de Verenigde Staten tijdens de 20e eeuw) waren de voedingsbodems die nieuwe goedkope arbeidskrachten leverden aan de groei. De afgelopen jaren waren het de Oostblok landen, China, India,… die een nieuwe stroom aanboden.
Maar die stroom is volgens Wallerstein niet onuitputtelijk en telkens zouden in die nieuwe landen de lonen samen met de eisen voor welvaart stijgen. Tot elk land volledig geïncorporeerd zou zijn en er nergens nog mensen bereid zouden zijn om voor goedkope lonen te werken.
Het kapitalisme is vandaag alomtegenwoordig en Wallerstein’s wereld-systeem omspant de ganse aarde. Maar ondanks de incorporatie van alle landen en volken binnen dit systeem en tegen alle linkse visionaire stellingen in is het kapitalisme nog steeds alive and kicking.
Of het effectief zo is dat kapitalisme haar einde tegemoet zou gaan indien er niet langer goedkope arbeid voor handen zou zijn terzijde gelaten; de stelling van Wallerstein dat wanneer kapitalisme alle uithoeken van de aarde zou bereiken het een kwestie van tijd zou zijn voor goedkope arbeid zou verdwijnen, blijkt een illusie.
De man die een holistisch wereld-systeem zag, overzag binnen zijn stelling het feit dat globalisering en de creatie van de zogenaamde global village, de mazen van het net zeer groot maakt.

Het Italiaanse eiland Lampedusa zag het afgelopen jaar meer dan 10.000 illegale vluchtelingen toestromen. De Spaanse Canarische Eilanden maar liefst 19.000.
Honderdduizenden mensen proberen vanuit Afrika het beloofde land Europa binnen te komen.
Maar niet alle immigratie is zuid-noord gericht. Schattingen stellen dat voor de 62 miljoen immigranten die wereldwijd van zuid naar noord gingen, er ongeveer evenveel (61 miljoen) verhuisden van het ene ontwikkelingsland naar het andere.
Vooral ontwikkelingslanden die een ‘boom’ kennen zijn telkens grote magneten voor immigranten, stelt José Antonio Ocampo, de ondersecretaris-generaal voor Economie en Sociale Zaken van de Verenigde Naties.
De olierijke Golfstaten zijn grote aantrekpolen voor immigranten uit onder andere Afrika. De heropbouwende Argentijnse economie kent een toestroom van Bolivianen, Paraguayanen en Uruguayanen.
Immigranten uit Midden-Amerikaanse landen als Guatemala trekken naar Mexico.
Dergelijke ons vreemd in de oren klinkende bewegingen zijn nochtans zeer simpel te verklaren. In plaats van de grote onzekere sprong naar een onbekend Westers land gaan velen liever hun ietwat zekerdere kansen wagen in nabijer gelegen landen met gelijkaardig klimaat, godsdienst en taal.
En immigratie werkt immigratie in de hand. Doordat bijvoorbeeld in landen als Mexico dagelijks duizenden mensen de grens met Amerika proberen over te steken is er in grenssteden als Tijuana werk te vinden die niet ingenomen wordt door Mexicanen.
Want uiteindelijk draait het allemaal om het feit dat mensen van elders bepaald werk wel willen doen, die de lokale inwoners tegen lage lonen niet willen doen.
En hier is het dan ook dat Wallerstein’s visie de grenzen tussen theorie en realiteit niet weet te overbruggen.
Welke welvaart een land ook zal kennen, steeds zullen er stromen zijn die toch de honger naar goedkope arbeid zullen blijven voeden.
Deze realiteit is van groot belang voor de wereldeconomieën.
De landen van waaruit heel wat mensen vertrekken kennen essentiële instromen dankzij de terugvloeiende loontjes die in het land van herkomst grote bedragen betekenen. Afhankelijkheid van deze stromen is dan ook bij vele landen een potentieel probleem.
Zo bleek dat het instorten van de Argentijnse economie in 2001 een daling met 1 procent van het BNP van Bolivië betekende.
De Wereldbank schat echter dat de 70 tot 90 miljard dollar die jaarlijks door immigranten naar huis verstuurd wordt vanuit het ene zogenaamde derde wereldland naar het andere, bijna de helft van het totaal door immigranten naar huis verzonden kapitaal uitmaakt.
Voor de economieën waar de immigranten terecht komen blijkt hun toestroom echter even essentieel. Groeiende economieën als Thailand laten weten dat ze voor volgend jaar nog eens zo een 500.000 extra werkenden nodig hebben. Bij de eigen bevolking alleen kunnen ze die nooit vinden.
Veel landen als de Westerse landen, vooral Europese landen maar ook bijvoorbeeld Japan, hebben te kampen met economieën waarin enerzijds de rijke bevolking vele jobs tegen een laag loon niet aantrekkelijk genoeg vinden. Anderzijds is er een steeds ouder wordende bevolking met als gevolg ernstige tekorten aan jonge werkkrachten.

In de kapitalistisch geglobaliseerde wereldeconomie die we vandaag kennen blijft de zoektocht naar goedkopere arbeidskrachten even essentieel als voorheen. Maar ook de zoektocht in bepaalde werelddelen naar jonge, nieuwe arbeidskrachten stijgt enorm.
De stromen van mensen die de weg naar een potentieel beter bestaan zoeken, hun aanbod brengend naar daar waar de vraag bestaat – kapitalisme ten top - is niet zomaar een potentiële oplossing. De stranden van Lampedusa maar ook de vaak tevergeefse grensbewaking tussen Mexico en de VS of zelfs India en Bagladesh, tonen dat het een realiteit is.
De poorten van Europa blijken niet zomaar vergrendeld te kunnen worden, terwijl duizenden mensen willen binnenkomen.
In een steeds ouder wordend werelddeel waarin we onze economie onvoldoende kunnen voorzien van arbeidskrachten op alle niveaus is het noodzakelijk dergelijke realiteiten onder ogen te zien. De noodzaak dringt zich hoogdringend op om het immigratiedebat openlijk aan te kaarten en zowel de problematiek als de potentiële opportuniteit te bespreken.

Pieter M

David Cameron



De Britse Conservatieven staan er goed voor. In de pijlingen scoren ze hoog, hun nieuwe leider David Camoron is populair. Reden van de ommekeer zijn de vernieuwende politieke zetten die de partij en vooral haar leider de afgelopen maanden maakten. Zo sprong Cameron op de kar van het ecologisch conservatisme. Met ‘go green, vote blue’ pleit hij voor een milieuvriendelijker omgaan met het milieu en wil hij de aandacht vestigen op de klimaatveranderingen. Blair mocht dan wel met Schwarzenegger het plan voor verminderde broeikasgassenuitstoot van Californië gaan voorstellen; het is Cameron die erin slaagt in Groot-Brittannië zich het imago van groene jongen aan te meten.
Naast het imago van milieubewust speelt Cameron tevens zijn kaart van jonge vader, gezinsman uit. Op zijn persoonlijke videoblog zijn beelden te zien van Cameron in de keuken, op de achtergrond hangt de was te drogen, kinderen spelen,… Beelden en situaties waarin de modale Britten zich kunnen herkennen, waarin ze Cameron als één van hen in kunnen zien.
Nochtans is Cameron hardly de modale Brit te noemen. Zoon van een rijke makelaar, wonend in een huis van 1,1 miljoen pond te Kensington en product van een typisch higher upper-class opleiding in Eton. Eton, gesticht in 1440 is de absolute trainingschool voor de elite. Maar liefst 19 van de Britse eerste ministers kunnen ze op hun lijst van ex-leerlingen schrijven. De laatste dateert echter van de jaren ’60 maar we kunnen van een comeback spreken aan de top van de Britse conservatieve partij. Drie van de leden van Cameron’s schaduwkabinet zijn Etonians. Ook zijn verkiezingscampagneleider en speechschrijver en nog een tiental andere medewerkers gingen naar Eton.
Naast de Eton-stempel is er ook het feit dat Cameron, net als heel wat van zijn collega’s binnen de schaduw regering, deel uitmaakt van een typisch Britse gentlemen’s club. Cameron behoort, net als zijn vader, tot een van de allerhoogst aangeschrevenen; White’s. Ander collega clublid, doch geen Etonian, is de schaduw-chancellor George Osborne, erfgenaam van de een erfelijke adellijke titel alsook een groot bijhorend fortuin.
Het beeld van een partij voor de rijksten waar enkel de adellijken tot de hoogste regionen konden doordringen werd destijds door niemand minder dan Thatcher teniet gedaan. Als dochter van een kruidenier, maar vooral als vrouw, brak zij met heel wat tradities binnen de partij en wist ze er het beeld van te veranderen.
Ondanks het feit dat de zogenaamde oude garde (of toch de oude klasse) het bij de Britse conservatieven terug voor het zeggen heeft slagen ze er in om een politiek programma voor te staan dat alle Britten aanspreekt, om met een vernieuwend imagocampagne de modale Brit aan te spreken.
De Britten willen van Blair af en zijn klaar voor veranderingen, of het Blair’s opvolger in eigen partij Gordon Brown zal zijn die Groot-Brittannië binnenkort zal mogen gaan leiden lijkt echter nog niet zo zeker. De Britse conservatieven lijken er in ieder geval klaar voor.

Pieter M

De heilige drievuldigheid van VLD



Halverwege de jaren 70 leerden Karel De Gucht, Guy Verhofstadt en Patrick Dewael elkaar kennen in het Liberale studentenleven. Karel De Gucht was voorzitter van het Liberale Studentenverbond van 1975 tot 1977. In 1978 volgde Patrick Dewael hem op. De banden trokken zich door binnen de jongeren van de toenmalige PVV, waar Verhofstadt in 1979 voorzitter werd.
Sinds die jaren is elke verandering in het liberale politieke landschap rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg van de handelingen van een van deze drie heerschappen. Samen of tegen elkaar optredend slaagden Dewael, Verhofstadt en De Gucht erin een grootse politieke carrière uit te bouwen die van hun Vlaamse en Belgische toppolitici maakten, alsook de ontastbare alleenheersers van hun partij.
De oppermacht van deze drie heren, maar tevens hun ongenadige tactieken om die macht te behouden, kwamen na de gemeenteraadsverkiezingen zeer duidelijk aan het licht tijdens de zaak Dedecker. Een van de populairste politici binnen de VLD werd genadeloos de deur gewezen vanwege zijn dwarsliggen bij de coalitievorming in Oostende. Dat de zware sanctie iets te maken had met het feit dat Vande Lanotte daar de plak zwaait en dat de VLD plat op de buik dient te gaan voor haar paarse partner speelt waarschijnlijk een minder belangrijke rol. Reeds sinds voor de verkiezingen is de VLD top helemaal niet op zoek naar een ideale reden naar het ideale, maar naar een ideaal moment om Dedecker buiten te smijten. Want de reden is er; Dedecker lag vaak dwars en was te machtig aan het worden. Dat Dedecker de clash in Oostende met Vande Lanotte niet kon winnen wisten ze maar al te goed. Ook Dedecker zelf wist dit en weigerde daarom aanvankelijk op te komen. In ruil voor grote beloften betreffende de federale verkiezingen van 2007, hapte hij tenslotte echter toe. Van op de lijstduwerplaats had hij minder te vrezen voor een afgang en de kans om zijn ware doel te bereiken was er: federaal minister worden.
Dedecker is al sinds zijn intrede in de politiek een man van de controverse geweest. Hij slaagt er met de regelmaat van de klok in de pers te halen met steeds spectaculaire en bij een groot publiek gesmaakte onderwerpen. Mediacatchers van het binnensmokkelen van een journalist in de cel van Dutroux tot het aanklagen van doping in het Belgische wielrennen. Maar ook standpunten als het pleiten voor minder superboetes en het recht om snel te mogen rijden. Dedecker was aldus lang een man die potentieel stemmen voor VLD kon weghalen bij Vlaams Blok, later Vlaams Belang. Hij was in ieder geval een politicus die rechtse VLD stemmen bij de partij hield in tijden dat VLD steeds meer linkse toegevingen moest doen om paars en zichzelf in stand te houden. Toen hij voor zijn weg richting de top van de partij echter koos voor de aanval op zijn eigen partij en partijgenoten trapte hij op heel wat gevoelige tenen.
Maar Dedecker is een stemmenkanon en in tijden van steeds slechtere opiniepeilingen bleef hij als een rots in de branding hoog scoren. Bij de voorzittersverkiezingen van zijn partij slaagde Dedecker erin het Somers aardig moeilijk te maken. Met 38% van de stemmen bleek hij een grote basis te hebben bij de partijleden wat de VLD top dwong hem te dulden binnen de hoogste regionen van de partij. Dedecker mocht een congres voorzitten en kreeg geen tegenkanting meer wanneer hij voor de zoveelste keer met zijn uitspraken uit de bocht ging. Bij de publicatie van zijn boek “Rechts voor de raap” keken alle VLD toppers de andere kant uit voor de vele harde uitspraken aan hun adres.
Het zag ernaar uit dat de VLD Dedecker in haar rangen zou blijven dulden. Maar dat was buiten de heilige drievuldigheid van de VLD gerekend.
Op het moment zo ver mogelijk verwijderd van de federale verkiezingen, maar na de gemeenteraadsverkiezingen, werd Dedecker gedumpt. Eerst gaf Tommelein de aanleiding door Dedecker te beschuldigen van partijverraad bij de coalitiebesprekingen in Oostende. Somers maakte de job af en zette een verontwaardigde en verraste Dedecker buiten. Lang werd gespeculeerd over de mogelijkheden van Dedecker om uit de partij te stappen en een groot kiespubliek mee te kunnen nemen, misschien zelfs een breuk binnen de VLD te verwezenlijken. De komende maanden naar de federale verkiezingen toe zou dit scenario nog meerdere malen aan bod gaan komen en misschien zelf verwezenlijkt worden. Dat zou een ramp betekenen voor VLD. Die bom is nu echter ontmanteld. Dedecker dacht de tacticus te kunnen blijven spelen, recht de federale regering binnen, maar dat was uiteraard buiten de meestertactici gerekend.
Nieuwe zet bij VLD is het binnenhalen van Noël Slangen als officiëel strateeg van de partij. Bij de campagne straks staat veel op het spel: het behouden van de macht. De strijd is geopend en het zal er hard aan toegaan. Maar dat de campagne vooral op Verhofstadt in de eerste plaats, in tweede instantie op de twee andere toppers, zal toegespeeld worden is duidelijk. De Jean-Marie Dedecker’s van deze wereld mogen dan heel wat stemmen opleveren, in een partij als VLD geeft je dat geen enkele bescherming wanneer je al te veel voor de voeten (en in het spotlicht) van de toppers gaat staan.

Pieter M

Vertegenwoordiger des volks
















Onlangs was het terug zover, de hoogdans van de democratie, het moment dat wij burgers onze vertegenwoordigers verkiezen, deze keer op provinciaal en lokaal niveau.
Eens was het zo dat ons bestaan bepaald werd door anderen zonder dat zij daarvoor onze goedkeuring op basis van een ingekleurd bolletje gevraagd hadden.
Maar vandaag de dag hebben we een overheid die voor ons zorgt, een overheid die over ons waakt.
Wie of wat is die overheid? Een kollos die los staat van alles en iedereen, en verbonden is met ons. De overheid zijn wij. Wij burgers bepalen zelf wie ons zal vertegenwoordigen in de glazen olifant die ze geworden is.
Wie kunnen we verkiezen tot onze vertegenwoordigers?
Een keuze waarbij de politieke partijen ons een handje helpen.
De partijen, krachtige creaturen die al de eigenschappen van haar ultieme streefdoel, de overheid, heeft overgenomen helpt ons door die mensen verkiesbaar te stellen waarvan ze denken dat ze bij ons burgers het best in de smaak zouden kunnen vallen.
Een lijst met potentiële verkiesbaren op basis van potentiële populariteit. Ideologie speelt daar tegenwoordig geen rol meer bij, zelfs als marketingtool voor de partijen is de rol van ideologie grotendeels uitgespeeld. Het behalen van het groots aantal vertegenwoordigers om te kunnen besturen, om de weg van de overheid te kunnen bepalen is het belangrijkste. En dit niet geheel onterecht, uiteindelijk hebben we geen nood aan enkel filosoferende vertegenwoordigers, er dient gewerkt te worden, er dienen resultaten behaald te worden, onze overheid moet draaien.
Toch is het zo dat ondanks de nuchtere eindoefening van het ganse proces, de beginoefening niets meer dan een show is. Verkiezingen, het bepalende moment van ons democratische spel draaien uiteindelijk om niets meer dan simpele flashy woorden en dito voorstellen verkondigd door leuk uitziende en uit niets meer dan luchtkastelen imago’s bestaande non-personen.
Het niveau van de nietsvermoedende jonge dames en overambitieuze, inhoudsloze het niveau van de ingeslapen derdemiddelbaar leerkracht - mannen niet overstijgende verkozenen is vaak beschamend. Doch stel je niet al te teleur over het feit dat ze het verkiezingsprogramma van hun partij niet kennen, veel meer dan de gemiddelde reclamefolder houden deze immers niet in. Loze beloften over een onduidelijk en weinig efficiënt lapmiddel voor een door derden gecreëerd niet bestaande nood of behoefte.
Dat politiek vandaag het speelveld van door marketingjongens en meisjes gecreëerde popsterretjes geworden is mag ons niet al te veel verwonderen. We hebben er namelijk - de kiezer is keizer, de kiezer heeft altijd gelijk - zelf voor gekozen.
Indien we non-personen blijven verkiezen met duizenden stemmen zullen dergelijke creaturen steeds meer plaatsen op de lijst gaan innemen.
De burger wil eerlijke politici, niet corrupt, altijd bereikbaar, altijd glimlachend en bezorgd voor de kleine man. De kiezer wil een ideaalbeeld om zich te vertegenwoordigen. Maar ideaalbeelden bestaan enkel in films en tv-series. Logisch gevolg dan toch, dat de partijen “bekende Vlamingen” op hun lijsten plaatsen, en dat politici zelf de gewoonten van BV’s gaan overnemen.
Bestaat de ideale politicus? Alles hangt er natuurlijk van af wat we onder dat ideaal willen verstaan. Een non-persoon, een personage die niet meer is dan een karikatuur van een simplistisch personage uit een derderangs romannetje of één dimensioneel afgebeelde rol in een serie of film?
Neen, onze vertegenwoordigers dienen te zijn zoals wij. Echte mensen, maar dan wel de besten onder ons. Mensen die bestaan uit betere en mindere eigenschappen, gene die schaamteloos tentoongespreid worden ter meerdere eer en glorie van de bij het hoi polloi o zo geliefde kwetsbaarheid, maar eigenschappen die des mensen zijn. Eigenschappen die ons groots en geliefd, doch ook menselijk in onze grootsheid maken. Een waardige vertegenwoordiger des volks is groots, ook in zijn menselijkheid, doch nooit elitair.
Wie zal ons leiden in de veldslag, wie zal ons gejuich en applaus waardig zijn. Wie zal ons als volk vertegenwoordigen.
De echte vertegenwoordigers, waardig om zich onze vertegenwoordiger te noemen, ze zijn uiterst zeldzaam geworden, ze dateren jammer genoeg van lang vervlogen tijden.
Doch is dit hun schuld, de schuld van “de politiek”? Zij die het in zich hebben om groots te zijn en om hen die ze vertegenwoordigen grootse dingen aan te bieden, er zijn er meer dan we denken, moeten hun gedachten vertalen in soapserie waardige verhaallijnen, dienen om de haverklap met leuke ideetjes aan te draven en vooral met de regelmaat van de wekelijkse serie het scherm te halen om toch maar het spel te kunnen blijven meespelen. De hedendaagse politicus heeft dan ook een gelijkaardige versheiddatum als de gemiddelde derderang tv-serie waarmee het gros van onze medeburgers hun avonden entertaint weten.
Zolang de burger voor show blijft kiezen zal ze minderwaardige adepten als haar vertegenwoordigers krijgen, en zullen de potentieel grootse politici de kans nooit krijgen zich te ontplooien.

Benjamin D